De quarantainepraatstoel
Het is maandagochtend, tien uur. Tijd voor de dagstart van ons project team. De baas is terug van vakantie en dient bijgepraat te worden. De eerste vijfentwintig minuten gaan naar mijn collega. Hij luistert graag naar zichzelf. Hij zegt nog net niet “Kijk eens meneer, wat ik allemaal gedaan heb”. De laatste vijf minuten zijn voor mij, wat ik op zichzelf niet erg vind, maar wanneer de vraag gesteld wordt of er nog op- of aanmerkingen zijn, lijkt mijn collega nog niet aan zijn behoefte te hebben voldaan. Langdradige zinnen, herhaling en opnieuw een schreeuw om aandacht.
Een half uur later is zijn monoloog nog steeds niet ten einde en besluit ik koffie te gaan halen. Op de van Baerlestraat loop ik Reinout tegen het lijf. Ik zet mijn koptelefoon af en zeg tegen hem dat ik eigenlijk in een vergadering zit, maar dat mijn collega op zijn praatstoel zit.
‘Gebrek aan aandacht,’ zeg ik hem.
‘Die lui zijn eenzaam,’ bevestigt hij.
‘Niet normaal zielige figuren.’
‘Ja, ik trok die slappe lullen ook niet meer, samen lunchen?’
Opeens hoor ik door mijn koptelefoon: ‘Is Floris aan de telefoon met iemand?’
‘Zei je wat Floris?’
‘Nee, nee, niks, ga verder alsjeblieft,’ en druk snel op mute.
