Gezin houdt het voor gezien
“De glimlach van een kind doet je beseffen dat je leeft,” zong Willy Alberti in 1968.
Een prachtig nummer, maar wanneer ik door een kinderrijke familiewijk loop, overkomt mij geen besef van leven. Een vader, de hele zaterdag bij een klimrek, moeders die spreken over de lamsleren grip van een trendy kinderwagen of bakfiets. Nooit eerder hoorde ik de gepassioneerde eind twintigers, begin dertigers over deze onderwerpen. “Ik zou graag nog…” is abrupt veranderd in poepluier. Alles wordt gestaakt voor “De glimlach van een kind dat nog een leven voor zich heeft.”
Wanneer ik naar de beweegreden van hun acties vraag, krijg ik het inspirerende antwoord: “Anderen doen het ook” of “Het is wel zo praktisch”. In hun studententijd hebben zij geleerd dat praktisch een gebrek aan romantiek bezit en besteed is aan de onwetende, thuiswonende student.
Het kind, dat nog een leven voor zich heeft, is de sluipmoordenaar van onze dromen. Risico’s worden vermeden en voor je er erg in hebt, zit je alweer tien jaar op die veilige positie, waar je voor de geboorte van dat mormel al twijfels over had.
Zoals Youp van ’t Hek als ware troubadour van de anti-burgerlijkheidsbeweging langs de mooiste theaters trekt om Nederlanders op het hart te drukken dat zij vooral moet blijven dromen, wil ik nog eenmaal een volkszanger citeren, die zijn oorsprong in de Jordaan vindt: “Leef!”
